Een Zweeds schip vergaat. De kleine Lobke overleeft als enige deze ramp. Zij wordt opgenomen in het gezin van Sil en Jaakje Droeviger die twee zoons hebben - Jelle en Wietse - . Omdat niet vaststaat of Lobke nog ouders heeft en ook de religie is een probleem waardoor de doopt van Lobke na veel geruzie met de dominee toch plaats heeft.
Jelle heeft zich ontpopt als een rokkenjager en heeft een vriendinnetje, Maam. Maam is tevens dikbevriend met Lobke. Wietse heeft moeite met het toch wat oneerlijke jutten op het eiland. Er zijn regels voor op Terschelling maar daar heeft vader Sil zo z'n eigen gedachten over.
Jelle en Maam zijn steeds meer samen. Lobke heeft het meest grip op Sil; ze mag toch naar catechisatie. Als Jelle z'n enkel heeft verstuikt en niet mee kan jutten doet Sil een beroep op Wietse. Die wil echter alles afgeven aan de strandvonder zoals dat hoort. Sil wordt woedend en slaat zijn zoon tegen de grond. De volgende dag blijkt Wietse vertrokken te zijn. Hij is naar zee wat hij wilde. het zijn barre tijden voor het gezin.
Tijdens het Sunderum-feest blijkt dat Lobke de hele avond heeft gedanst met Jelle. Hij geeft veel meer om haar dan als broer. Dit tot groot verdriet van Maam. Zij dacht met Jelle te dansen maar bleek Aike in haar armen te hebben. Sil ziet de aandacht van zijn zoon voor Lobke met ergusogen aan; dat kan niet want hij is zijn zusje punt uit. Ruzie is het gevolg.
Aike vraagt Lobke mee naar het feest. Jelle komt openlijk uit voor zijn gevoelens voor Lobke. Sil kan dit niet verdragen en slaat Jelle de stal door. Maam geeft zich intussen vol verdriet over aan drank en vertier. Moeder Jaakje is als altijd op de achtergrond en sust waar ze kan.
In de nacht worden noodseinen van een schip gehoord door Jelle. Hij wekt de hele buurtschap maar z'n vader hoort het het laatst. Jelle probeert de bemanning te redden door het overbrengen van een lijn. Dat lukt maar de eilandbewoners zien tot hun grote schrik dat niemand in staat is Jelle te redden van de verdrinkingsdood. De dominee helpt nu Sil met zijn grote verdriet. In de zomer gaat Lobke boodschappen doen en dan staat ineens Wietse voor haar; of hij nooit is weggeweest.
Vreugde alom om Wietse's terugkeer. Hij houdt van Lobke en wil trouwen. Lobke wil niets liever dan dat maar opeens blijkt dat in het dorp er een roddel gaande is dat Maam zwanger is van Jelle. Op eigen houtje gaat Wietse naar Maam's ouders om voor te stellen met Maam te trouwen om de familieschande te voorkomen. Dat gaat Lobke te ver want zij alleen weet dat Jelle bij haar was op de nacht van het feest waarop Maam zegt met Jelle te zijn geweest. Onder druk vertelt Maam dat het kind van Aike is. Maam trouwt met Aike en Lobke heeft haar Wietse. Eind goed al goed.