Verreweg het grootste deel van de privévermogens bestaat uit geld waar niet voor gewerkt is, maar verkregen is door middel van erfenissen of schenkingen. Sander Schimmelpenninck vraagt zich af hoe eerlijk 'gelijke kansen' zijn, wanneer een deel van de mensen een voorsprong krijgt van hun ouders. En hij onderzoekt zijn eigen positie: hoe belangrijk is de plek waar je wieg staat?
Mensen met vermogens stapten de laatste jaren massaal in 'de pandjes' en konden, dankzij de fiscaal vriendelijke behandeling van het rendement, hun vermogen laten groeien. Daarnaast worden kinderen van rijke ouders door middel van een 'jubelton' op voorsprong gezet, terwijl steeds meer starters en huurders zónder financiële hulp geen betaalbare woning meer kunnen vinden. Hoe dichten we deze woonkloof?
Kinderen van ouders met een laag inkomen beginnen op de basisschool al met een achterstand. Een achterstand die niet meer in te halen is gedurende hun schoolcarrière. Ondertussen sturen rijke ouders hun kinderen naar dure privé- en kostscholen, waar een uitzonderlijk onderwijs curriculum wordt gehanteerd. Kunnen vermogenden het succes van hun kinderen op die manier zeker stellen?
Het wordt steeds moeilijker om van een dubbeltje een kwartje te worden. Alleen het bezit van talent en intelligentie is onvoldoende; het gaat vooral om de vraag of je de kans krijgt die te benutten. Nu werken steeds minder loont, vraagt Sander zich af of de rijken het écht zelf hebben gedaan. Of hebben ze op een slimme manier gebruik kunnen maken van het systeem?
Nu de kloof tussen arm en rijk steeds groter wordt, is er behoefte aan vermogende mensen die zich inzetten voor de maatschappij. Maar waar zijn ze? Sander vraagt zich af waarom er zoveel 'vermogensschaamte' is terwijl er ook verantwoordelijkheid genomen kan worden voor de steeds groeiende ongelijkheid. Hoe kunnen we dit systeem zo inrichten dat het een eerlijk systeem wordt voor iedereen?