Op 17 december 1965, nu vijfitg jaar geleden, kwam de toenmalige minister van economische zaken Joop den Uyl naar Limburg. De toon van zijn toespraak was nederig, maar de boodschap liet aan duidelijkheid niets te wensen over. Aan de kolenwinning die steden als Heerlen tot een van de rijkste van Nederland had gemaakt, kwam weldra een einde. De mijnwerkers die jarenlang het land van de broodnodige kolen hadden voorzien - vaak ten koste van hun eigen gezondheid - waren niet meer nodig. De bevolking werd vervangend werk beloofd. Maar nieuwe banen scheppen voor de tienduizenden arbeiders die op straat kwamen te staan, was domweg niet mogelijk. Betrekkelijk snel gingen ook de mijncomplexen zelf tegen de vlakte, in een poging het zwarte verleden uit te wissen en een nieuwe, schone start te maken. Van de wereld van de mijnen was al snel vrijwel niets meer over.