De wind blaast Wouter naar het zuidwesten. Het wordt een dag van verwarrende tegenstellingen wanneer hij achtereenvolgens met de maffia, een schilder van moskeeën en orthodoxe monniken praat. Wouter mag in het Bigorski klooster overnachten waarna hij de grens met Albanië oversteekt. Daar is hij getuige van de razendsnelle ontwikkeling van het 'Thailand van Europa'. Op de piramide van Tirana krijgt Wouter een serenade van een heuse operazangeres en een gastvrije familie nodigt hem uit voor het paasmaal in Elbasan. Eindigen doet hij in Berat, de stad met de duizend ramen.