In deze aflevering blikt Belga Sport terug op de glorietijd van een hele generatie Belgische langeafstandlopers in de jaren ‘60 en ‘70.
Veertig jaar geleden was België korte tijd een land van langeafstandslopers. Gaston Roelants, Karel Lismont, Miel Puttemans, Willy Polleunis: hun namen hadden bijna dezelfde weerklank als die van Merckx en De Vlaeminck. Als op zondag de cross naar het dorp kwam, was het een hele dag feest.
De zware parcoursen waren op het lijf geschreven van tientallen plattelandsjongens die elkaar ieder weekend de duvel aandeden en daardoor niet alleen steeds beter werden, maar ook ontsnapten aan de benepenheid van de provincie. Gaston Roelants, een boerenzoon uit Brabant, stak het vuur aan de lont. Toen hij in 1964 Olympisch kampioen op de steeple werd en huilend vanuit het verre Tokio het vaderland te woord stond, voelden velen het kriebelen.
De rivaliteit tussen de Belgen bereikt begin jaren zeventig een hoogtepunt, als de gouden generatie van Lismont en Puttemans moet oogsten. Puttemans, die na een verbeten strijd Roelants van zich afgeschud heeft en grossiert in records, reist in 1972 als topfavoriet af naar de Olympische Spelen van München. Voor Lismont, die het jaar daarvoor op zijn 22ste Europees kampioen op de marathon is geworden, geldt precies hetzelfde. Toch komt er geen Belg met goud terug uit München. Puttemans, bijvoorbeeld, bijt zijn tanden stuk op Lasse Viren, een rijzige Fin die vandaag misschien wel ondoorgrondelijker is dan ooit.
Puttemans, Roelants en Polleunis hebben na de Spelen geen tijd om bij de pakken te gaan zitten. Ze spoelen amper tien dagen na hun terugkeer uit München de teleurstelling weg met een ongekende gala-avond. Op 20 september 1972 lopen ze met zijn drieën vijf (!) wereldrecords op een atletiekmeeting op de Heizel. De 13:13 van Puttemans op de 5.000 meter zal lange tijd een ijkpunt blijven.
Deze documentaire is een ode aan een geweldige generatie langeafstandslopers, die het niet voor
In deze aflevering blikt Belga Sport terug op de glorietijd van een hele generatie Belgische langeafstandlopers in de jaren ‘60 en ‘70.
Veertig jaar geleden was België korte tijd een land van langeafstandslopers. Gaston Roelants, Karel Lismont, Miel Puttemans, Willy Polleunis: hun namen hadden bijna dezelfde weerklank als die van Merckx en De Vlaeminck. Als op zondag de cross naar het dorp kwam, was het een hele dag feest.
De zware parcoursen waren op het lijf geschreven van tientallen plattelandsjongens die elkaar ieder weekend de duvel aandeden en daardoor niet alleen steeds beter werden, maar ook ontsnapten aan de benepenheid van de provincie. Gaston Roelants, een boerenzoon uit Brabant, stak het vuur aan de lont. Toen hij in 1964 Olympisch kampioen op de steeple werd en huilend vanuit het verre Tokio het vaderland te woord stond, voelden velen het kriebelen.
De rivaliteit tussen de Belgen bereikt begin jaren zeventig een hoogtepunt, als de gouden generatie van Lismont en Puttemans moet oogsten. Puttemans, die na een verbeten strijd Roelants van zich afgeschud heeft en grossiert in records, reist in 1972 als topfavoriet af naar de Olympische Spelen van München. Voor Lismont, die het jaar daarvoor op zijn 22ste Europees kampioen op de marathon is geworden, geldt precies hetzelfde. Toch komt er geen Belg met goud terug uit München. Puttemans, bijvoorbeeld, bijt zijn tanden stuk op Lasse Viren, een rijzige Fin die vandaag misschien wel ondoorgrondelijker is dan ooit.
Puttemans, Roelants en Polleunis hebben na de Spelen geen tijd om bij de pakken te gaan zitten. Ze spoelen amper tien dagen na hun terugkeer uit München de teleurstelling weg met een ongekende gala-avond. Op 20 september 1972 lopen ze met zijn drieën vijf (!) wereldrecords op een atletiekmeeting op de Heizel. De 13:13 van Puttemans op de 5.000 meter zal lange tijd een ijkpunt blijven.
Deze documentaire is een ode aan een geweldige generatie langeafstandslopers, die het niet voor