De lakenvelder, de Fries-Hollandse koe en de blaarkop: dit zijn zeldzame rundveerassen in Nederland. In totaal gaat het om zo'n 9200 oerkoeien, 0,25 procent van alle Nederlandse koeien. Hun status is bedreigd of zelfs kritiek, maar door de nieuwe fosfaatregels dreigen ze echt te verdwijnen. Dat stellen boeren die zeldzame koeien hebben. Sinds de Europese Commissie het melkquotum in april 2015 afschafte, groeide de melkveehouderij explosief. Maar meer koeien en meer melk betekenen ook meer mest en dus meer vervuiling. In 2017 werd daarom het fosfaatreductieplan ingesteld om de veestapel te laten inkrimpen, waarbij er een uitzondering werd gemaakt voor de zeldzame rundveerassen. Maar sinds 1 januari 2018 is er de nieuwe meststoffenwet: de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) berekent op basis van het aantal koeien dat een boer op 2 juli 2015 had hoeveel fosfaatrechten die boer krijgt en dus hoeveel koeien die boer mag hebben. De koeien die te veel zijn moeten weg of worden geslacht. Het ministerie maakt in dit nieuwe systeem echter geen uitzondering of het gaat om een zeldzaam met uitsterven bedreigd runderras als de lakenvelder of een 'ordinaire' zwartbonte Holstein, waar er ruim 1,2 miljoen van zijn. Boeren met zeldzame rundveerassen vinden dat er voor hen een uitzondering moet worden gemaakt, omdat deze koeien anders mogelijk uitsterven. En dat zou een ramp zijn voor de voedselzekerheid en voor de biodiversiteit in ons land. Hebben zij gelijk of moeten alle boeren bijdragen aan het verkleinen van de veestapel?