In 1911 wordt Netje geboren als derde dochter van een arm dokwerkersgezin. Moeder, die aan de kost komt als poetsvrouw in een cabaret, had dit kind liever niet gehad. Vader, door een wankele gezondheid veel te vroeg oud geworden, houdt zielsveel van ijn "Rossekopje", met wie hij zijn dromen deelt. Wanneer vader steeds minder als dagloner aan de dokken wordt ingehuurd, hangt het familie-inkomen voornamelijk af van zoon Albert, die zich opwerpt als hoofd van het gezin.