Tim en Nicolaas betrekken een appartement aan de rand van Laak. Bij het verkennen van de wijk stuiten ze direct op de rauwe emoties van mensen die het veel minder fijn vinden wonen in de wijk dan voorheen. Waar Nicolaas zich soms met moeite kan bedwingen om bewoners te wijzen op soms stigmatiserende opmerkingen, heeft Tim meteen de lol te pakken. In zijn rol als opbouwwerker in het Vadercentrum deelt hij voedselpakketten uit en voelt hij zich als een vis in het water. Nicolaas ontmoet zijn eerste cliënten als maatschappelijk werker, onder wie de Colombiaanse Andrea, die samen met haar zoontje op straat dreigt te belanden.